JeSuisMarc
Niet het zoveelste pleidooi om Charlie te zijn, je zal maar Charlie heten vandaag en jezelf op een feestje moeten voorstellen. Vergeet de potentiële liefde van je leven, geen ziel op aarde die de ontbijttafel wil delen met iemand die goedkoop het nieuws recupereert voor eigen lijf en leden.
Ik ben Charlie niet, hoe graag je ook zou willen. Natuurlijk scherp ook ik het potlood en kruis het puntig met de kalasjnikovs die me de mond willen snoeren. Natuurlijk veroordeel ik de verderfelijkheid waarmee kogels de vrije meningsuiting doorboorden. Natuurlijk stap ik mee, solidair en vol overgave, in de strijd die vecht voor vrijheid van idee en de stem die ze deelt.
Maar neen, ik ben Charlie niet. Vraag me niet om zonder meer satire goed te vinden. Het mag er wezen, geen probleem. Maar mag ik wenkbrauw fronsen? Doordat het soms zo zonder smaak en onverfijnd probeert te blinken? Dat het kan kwetsen zonder reden? Dat ik soms glimlach, maar soms met lege blik het niet begrijp? De laatste dagen werd me al te vaak opgedrongen wat ik hoor te vinden. Door zij die het vrank en vrij gedachtengoed verdedigen. En het daardoor net niet doen.
Bart Eeckhout zei het zo spits en tegelijk genuanceerd in de zaterdagkrant van De Morgen. Het recht op twijfelen. Twijfelen of je de satire omarmt. Twijfelen of het soms niet zo maar te ver gaat. Of je vrijheid niet eindigt waar die van de ander begint. Al blijf ik duidelijk, ik twijfel niet over de waanzin en spuw mijn afschuw op de daad van terreur die het potlood breekt, de tekentafel bloeddoorlopen achterlaat.
Oh ironie, ik ben Charlie. Met vuur sta ik voor het recht te uiten wat ik denk en wereldkundig maak. Maar mag ik de andere Charlies vragen dat op mijn manier te mogen doen? Want ik, JeSuisMarc. En ik twijfel of ik satire wel altijd zo fijn smaken kan. Zelfs al verschijnt ze sympathiek, wereldwijd in drie miljoen exemplaren, glanzend als collectors item.